Om te kunnen solliciteren om vrijwillig of professioneel brandweerpersoneel of beroepspersoneel van de Civiele Bescherming te worden, moet je eerst een Federaal Geschiktheidsattest behalen. Eens je je Federaal Geschiktheidsattest op zak hebt, kan je rechtstreeks solliciteren bij een hulpverleningszone of via Werkenvoor.be solliciteren bij de Civiele Bescherming.

Competentietest - voor het hoger kader

Hier worden  de competenties op het niveau A (universitair of hoger onderwijs van het lange type) getest.

Er zijn drie onderdelen:

  1. Postbakoefening: hier wordt gepeild  naar het analytisch vermogen en de mate waarin je informatie kunt verwerken en beslissingen kunt nemen, in een fictieve directiefunctie in bv. een gemeente.  Er wordt gevraagd om een reeks mails te beheren en de nodige beslissingen te nemen. (35% van de totale punten van de competentietest)
  2. Tekstanalyse – communicatieproef:  Hier moet je vragen beantwoorden over een bijgevoegd persartikel, om het begrijpend lezen en de communicatiecapaciteiten te kunnen beoordelen. (30 % van de totale punten van de competentietest)
  3. Wetenschappen: Dit zijn 6 vragen over fysica, 3 over chemie en 3 over wiskunde.  (35% van de totale punten van de competentietest).

Bij de verbetering:

  • De "postbakoefening "-test wordt gecorrigeerd volgens een systeem dat specifiek is voor deze test.
  • De toetsen "tekstanalyse" en "communicatie proef –situationele beoordeling test" zijn meerkeuzenvragen. Elk juist antwoord levert één punt op en er worden geen punten gegeven of afgetrokken voor ontbrekende of foute antwoorden op een vraag.
  • Wetenschap: Bij de verbetering: wordt voor elk fout antwoord 1/3 punt afgetrokken en voor elk juist antwoord 1 punt toegekend. Er worden geen punten gegeven of afgetrokken wanneer een vraag niet beantwoord wordt.

 

Wetenschappen - Zie hier voor de leerstof:

Deze proef heeft tot doel na te gaan of de kandidaat, hoewel hij/zij een A-diploma heeft, over de minimale wetenschappelijke competenties beschikt om de opleidingen van het hoger kader te kunnen volgen. De proef omvat 12 vragen (3 over wiskunde, 3 over chemie en 6 over fysica).

Deze vragen hebben betrekking op de volgende materies die worden verondersteld gekend en beheerst te zijn:

Wiskunde:

1. Algebra :

  • Berekeningen op gehele, rationale of reële getallen (uitgedrukt in decimale vorm of in breukvorm),
  • Evalueren van algebraïsche uitdrukkingen met inachtneming van de volgorde van wiskundige bewerkingen,
  • Berekenen van machten met gehele en gebroken exponenten,
  • Beheersen van veeltermen (graad, som en product), merkwaardige producten; algebraïsche uitdrukkingen kunnen ontbinden in factoren,
  • Oplossen van eerste- en tweedegraadsvergelijkingen met een reële onbekende en stelsel van lineaire vergelijkingen met twee of drie onbekenden,
  • Technieken gebruiken om vergelijkingen die worden toegepast bij eenvoudige problemen, op te lossen.

2. Geometrie:

  • Geometrische basisvormen (oppervlak, omtrek, basiseigenschappen),
  • Stelling van Pythagoras met veralgemening naar alle driehoeken,
  • Eigenschappen van hoeken (waaronder gevallen van gelijke hoeken; complementaire, supplementaire, tegengestelde hoeken),
  • Eigenschappen van rechten (evenwijdig, loodrecht),
  • Basis vectorcalculus: definitie van vectoren, norm, toevoeging, scalaire vermenigvuldiging, gelijkheid van Chasles. Euclidische vectorruimte, basis en componenten,
  • Vlakke Analytische meetkunde: coördinaten in een cartesiaans coördinatenstelsel; vergelijkingen van de rechte in een orthonormaal stelsel (die door twee punten gaat of die een punt en een bepaalde richting omvat); voorwaarden voor twee evenwijdige en loodrechte rechten; helling van een rechte; formule voor tangens.

3. Trigonometrie:

  • Eenheidscirkel: eigenschappen en kenmerken, georiënteerde hoeken, stralen, graden en radialen,
  • Definitie van trigonometrische getallen en functies (sinus, cosinus, tangens) die verbonden zijn aan een hoek, en kennis van hun eigenschappen,
  • Fundamentele relatie van trigonometrie, sinus en cosinus van een som of een verschil,
  • Trigonometrie toegepast op eenvoudige vormen (driehoeken en rechthoeken),
  • Eenvoudige trigonometrische vergelijkingen.

4. Analyse:

  • Begrip functie, definitiegebied, beeld,
  • Sommen, producten, samengesteld uit functies,
  • Definitie van elementaire functies, belangrijke eigenschappen en grafische weergave waaronder:
    -  eerstegraadsfuncties,
    -  tweedegraadsfuncties (met name extreme waarde en symmetrieas),
    -  trigonometrische functies en wederkerige trigonometrische functies (arcsinus, arccosinus, arctangens),
    -  de veelvoorkomende exponentiële en logaritmische basisfuncties (e en 10).
  • Klassieke analysetechnieken:
    -  limiet in één punt, oneindig, links en rechts,
    -  afleiding: definitie en interpretatie van het afgeleide getal, kennis van functies die zijn afgeleid van gebruikelijke functies, van sommen, producten en quotiënten van functies, van functies van functies; wordt gebruikt voor het onderzoeken van variaties, het zoeken van extreme waarden en het onderzoeken van de concave functie,
    -  primitieve functie: definitie, kennis van klassieke primitieve functies.

5. Statistieken en kans:

  • Weergave van gegevens, gemiddelde en standaardafwijking van een eenvoudige statistische reeks,
  • Basis kansberekeningen.

Chemie:

1. Basisbegrippen:

  • Structuur van de materie: begrippen atoom en element, opbouw van de kern, massagetal en atoomnummer, opbouw en structuur van het atoom,
  • Begrippen molecule, ion (anion, kation),
  • Elektronische configuratie van de valentielaag, octetregel, 
  • Tabel van Mendeljev: begrippen familie en periode, chemische analogieën, eigenschappen van atomen verbinden aan hun plaats in het periodiek systeem,
  • Mol, constante van Avogadro, relatieve atoom- en molecuulmassa's, dichtheid en densiteit,
  • Chemische symbolen,
  • Eenheden van het IS en andere gebruikelijke eenheden,
  • Toestanden van de materie en samenstelling van oplossingen (zuivere substanties, mengsels, fasen),
  • Kenmerkende eigenschappen van vaste stoffen, vloeistoffen en gassen, 
  • Ideale gaswetten,
  • Concentratie, molariteit, molaire percentage en massapercentage, molaire fractie,
  • Gedeeltelijke drukken,
  • Sterke en zwakke elektrolyten, dissociatie, hydrolyse,
  • Definities van zure en basische oxiden, zouten.

2. Chemische reacties:

  • Kwalitatief aspect (nomenclatuur met inbegrip van symbolisme),

  • Formule van de gebruikelijke chemische verbindingen en benaming van de belangrijkste anorganische en organische functies,

  • Kennis van de eigenschappen van de belangrijkste chemische functies,

  • Evenwicht van eenvoudige zuur-basereacties en oxidatiereducerende reacties,

  • Kwantitatieve basisaspecten: massabalans en molaire balans van een te voltooien reactie, gravimetrische en volumetrische problemen met het gebruik van willekeurige hoeveelheden reagentia,

  • Chemisch evenwicht: begrip chemisch evenwicht, het principe van Le Chatelier,

  • Evenwichtsconstante.

Fysica:

1. Mechanica:

  • Traagheidsreferentiesysteem,
  • Een- en tweedimensionale kinematica:
    -  begrippen voor verplaatsing in een assenstelsel,
    -  gemiddelde snelheid en snelheid op een gegeven moment,
    -  gemiddelde versnelling en versnelling op een gegeven moment,
    -  grafische interpretatie,
    -  rechtlijnige bewegingen (ERB en EVRB),
    -  cirkelvormige bewegingen, 
    -  versnelling van de zwaartekracht en objecten in vrije val,
    -  bepaling van de beweging van een object en de beweging van projectielen,
  • Wetten van Newton,
  • Begrip gewicht,
  • Begrip wrijving
  • Statica:
    -  zwaartepunt,
    -  krachten en evenwicht,
    -  stabiel en onstabiel evenwicht,
    -  krachtmomenten,
    -  krachtkoppel,
    -  voorwaarden voor evenwicht van een object dat onderhevig is aan verschillende coplanaire krachten.
  • Universele wet van de zwaartekracht,
  • Werk, energie, vermogen:
    -  het werk van een constante kracht in grootte en richting,
    -  vermogen,
    -  kinetische energie en potentiële energie (gravitionele en elastische).

2. Golven:

  • Algemene kenmerken en eigenschappen van golven,
  • Begrippen golflengte, periode, frequentie, voortplantingssnelheid.

3. Geometrische optica:

  • Begrippen lichtbron, object en beeld,
  • Reflectie- en brekingswetten.

4. Vloeistoffen:

  • Ideale gassen,
  • Principe van Archimedes.

5. Elektromagnetisme en Elektriciteit:

  • STATISCHE elektriciteit: wet van Coulomb, IS-eenheid, hoeveelheid elektrische lading,
  • Begrip elektrisch veld,
  • Elektrische spanning en stroomsterkte,
  • Wetten van Ohm, Pouillet, Kirchhoff en Joule,
  • Begrippen magnetisch veld gecreëerd door magneten en stromen,
  • Elektromagnetische krachten,
  • Gelijkstroom en wisselstroom.

6. Radioactiviteit:

  • Begrip isotoop,
  • Basisbegrippen van radioactiviteit,
  • Halveringstijd van een radionuclide.

 

Veelgestelde vragen

Bekijk alle vragen